„Das Liebesmanöver”

Lustspiel in drei Akten

von

Curt Kraatz und Freiherr von Schlicht

Aufführungen in den Niederlanden unter den Titeln:

„Verliefde Luitenants”,
„Liefde Manoeuvres” und
„De Generaal komt”


Nederlandsche Tooneelvereeniging
„Verliefde Luitenants”

Den Haag — 24.11., 27.11., 28.11., 29.11., 1.12., 4.12., 5.12.(?), 8.12., 23.12.1903


De Telegraaf vom 23.11.1903

De Telegraaf vom 25.11.1903

Algemeen Handelsblad vom 29.11.1903

Algemeen Handelsblad vom 30.11.1903

Algemeen Handelsblad vom 2.12.1903

Algemeen Handelsblad vom 3.12.1903
 
Haagsche courant vom 23.12.1903
 

Rotterdamsche Tooneelvereeniging
„Liefde Manoeuvres”

Rotterdam 1.1., 3.1., 5.1., 8.1. 1904, Den Haag 13.1.1904


Rotterdamsch nieuwsblad vom 30.12.1903

Rotterdamsch nieuwsblad vom 31.12.1903

Rotterdamsch nieuwsblad vom 4.1.1904

Rotterdamsch nieuwsblad vom 4.1.1904

Rotterdamsch nieuwsblad vom 6.1.1904

Rotterdamsch nieuwsblad vom 8.1.1904

Nederlandsche Tooneelvereeniging
„De Generaal komt”

Breda 14.12.1904, Haarlem 5.8., 10.11.1904, Hoorn 15.8.1904, Utrecht 4.10.1904, Amersfoort 15.12.1904


Haarlem's Dagblad vom 5.8.1904

Hoornsche courant vom 12.8.1904

De Eemlander vom 8.10.1904

Haarlems Dagblad vom 10.11.1904

Bredasche courant vom 14.12.1904

Amersfoortsch Dagblad vom 12.12.1904

Nederlandsche Tooneelvereeniging
„De Generaal komt”

Veendam 3.1.1906, Groningen 4.1.1906, Amsterdam 6.1., 7.1., 9.1., 11.1., 12.1.1906


Nieuwsblad van het Noorden vom 5.1.1906

Nieuwsblad van het Noorden vom 4.1.1906 (Groningen)

Algemeen Handelsblad vom 3.1.1906

Algemeen Handelsblad vom 8.1.1906

Het nieuws van den Dag vom 11.1.1906

Algemeen Handelsblad vom 10.1.1906

Hilversumsche Rederijkerskamer
„Liefdesmanoeuvres”

Hilversum 15.1.1921

 

De Gooi- en Eemlander vom 8.1.1921
 


Den Haag — 24.11., 27.11., 28.11., 29.11., 1.12., 4.12., 5.12.(?), 8.12., 23.12.1903

„Algemeen Handelsblad” vom 21.11.1903:

KUNST EN WETENSCHAPPEN.
Nedederlandsche Tooneelvereeniging.

Dinsdag 24 November a.s. geeft de Nederlandsche Toonoel-Vereeniging de première van „Verliefde luitenants”, militair blijspel in drie bedrijven, van Curt Kraatz en Freiherr Von Schlicht, vertaald door J. C. v. d. Horst Jr. Het opvoeringsrecht van dit stuk werd na de première op 24 Sept. jl. in het Residenz-Theater te Keulen, door meer dan honderd Duitsche Theaterdirecties aangekocht.


„Algemeen Handelsblad” vom 23.11.1903:

Nederlandsche Tooneel vereeniging.

In „Verliefde Luitenants”, militair blijspel in drie bedrijven van Curt Kraatz en Freiherr Von Schlicht, waarvan morgen (Dinsdag)avond bij de Nederlandsche Tooneelvereeniging de première gaat, treden op: mevr. De Boer-Van Rijk, mevr. Marie Faassen, mevr. Ternooy Apèl-Haspels, mevrouw De Heer en mej. S. de Boer, en de heeren: Holkers, Faassen, Van Kuyk, Van der Does, Van der Lugt Melsert, Hissink, Koster en Arnoldi.


„De Telegraaf” vom 25.11.1903 (abends):

HET TOONEEL.
Nederlandsche Tooneelvereeniging
„Verliefde Luitenants!”

Er is een recept voor militaire blijspelen dat nog altijd doet pakken bij een groot deel van het publiek: Liefdes-manoeuvres tusschenDuitsche luitenants, schneidg in uniform, en lieve jonge meisjes; intriges, verwikkelingen, die voortduren tot er een ommekeer komt in de situatie, door een, min of meer gelukkig idee van de auteurs.

Al naar hun phantasie wordt dit schema verder aangevuld en aantrekkelijk gemaakt, door het militaire element in de eerste plaats, militaire muziek, b.v. een ovatie of serenade, veel soldaten; dan door verkleedpartijen, afgeluisterde gesprekken achter de kamerschutten, plantenversieringen, handige en onhandige luitenants of oppassers en . . . een tikje sentimentaliteit. Want de auteurs zijn Duitschers en het publiek met den militairen staat opgevoed.

Dat stempel „Made in Germany” zit ook op het stuk, waarvan gisterenavond de première ging bij de Nederlandsche Tooneelvereeniging. „Verliefde Luitenants!” militair blijspel in drie bedrijven van Curt Kraatz en Freiherr von Schlicht; vertaling van J. C. van der Horst. Maar juist dat Duitsch-militairachtige, dat er eenmaal aanhoort, verleent er aantrekkelijkheid aan; òòk voor een groot deel van ons Hollandsch publiek.

Alzoo is dus geconstateerd, dat dit blijspel in den smaak kan vallen van velen, ook wel van hen, die meer van een „serieus stuk” houden. Maar dàn is een dergelijk tooneelproduct iets om een avond te vullen, en als zoodanig wel aan te bevelen.

Bij zulk een blijspel zonder eenige pretentie doet het spel veel en dit was gisteravond goed te noemen, ook aan vlotheid liet het niet veel te wenschen over. Mevr. de Boer-Van Rijk, als type van de oude , stijve tante, mocht zelfs een applausje bij open doek oogsten.

De voornaamste rollen waren verder in handen van den heer Van Kuijk als overste en mevr. De Heer als diens echtgenoote. De heer Holkers speelde voor een ouden, gepensionneerden majoor, die bij de verwikkelingen in het stuk alle draden in handen krijgt. Mit de komst van de generaal, wel wat te bewegelijk en niet stram-militairachtig genoeg, door den heer Van der Does voorgesteld, kwam de „ommekeer” en kon de majoor verder ontwikkelen.

Mevrouw Ter Nooy Apèl-Haspels was, evenals mej. De Boer een der jonge dames voor de verliefde luitenants. Deze beide rollen werden vervuld door den heer A. Faassen, den Duitschen idiaal-luitenant en den heer van der Lugt Melsert den verstrooiden reserve-luitenant-geleerde en Assyrioloog. Mevr. Marie Faassen had een aardigen jongen cadet te typeeren.

Nu verwacht een deel der lezers misschien nog den inhoud, maar dan verwijzen we naar het bovenstaande schema; het overige is in zijn complicaties beter te zien dan te vertellen.


„Het nieuws van den dag” vom 26.11.1903:

HET TOONEEL.

Hollandsche Schouwburg. Nederlandsche Tooneelvereeniging. Verliefde Luitenants.

Het Duitsche blij- of kluchtspel werkt wonder.

Bij „Ultimo” groote toeloop, bij „Verliefde Luitenants” hetzelfde.

„Verliefde Luitenants” wordt gespeeld door leden der Nederlandsche Tooneelvereeniging, met al den ernst en geest die in hen zijn.

Van de vertooning valt veel goeds te zeggen.

Van het nieuwe en verdienstelijke zaaldécors in het tweede bedrijf is het eene verrassing den invloed te ontwaren van de Kalverstraatsche lunchroom op de bezieling van den decorateur, den Heer J. A. van Hattem. Het gemeubelte, fonkelnieuw, met stoelen met uitgerekte ruggen, uit de krachtgegroeide juffertjes gelijk, past goed in de nieuwe zaal en behaagt aan de mode.

In „Verliefde Luitenants” zijn verschillende militaire rangen 'vertegenwoordigd: uit het heden, het verleden en de toekomst.

Het heden is verpersoonlijkt in een generaal, in den militair, „die, o, Overste wordt geheeten”, in een Iste luitenant, een reserve-luitenant, een oppasser en vele gemeen-soldaten. Het verleden in een gepensionneerd majoor, de toekomst in een cadet.

De majoor heeft het bij het rechte eind, dat éen hoogere militair nooit rust heeft vóór hij gepensionneerd wordt.

Het rustelooze leven van den hoogeren militair gaat door het geheele stuk en is verpersoonlijkt in Overste von Velsen, gespeeld door den artistieken leider, den Heer Henri van Kuyk.

De overste is jarig, de ovatie, die men hem brengen wil, mislukt . . . . door dienstzaken. De luitenants raken verliefd, de engagementen dreigen niet tot stand te komen . . . . door dienstzaken; tableaus-vivants loopen in de war . . . . door dienstzaken! Heel Assyrië gaat dan op de vlucht.

Behalve de dienst is er nog eene onheilstichtster, eene oude, kwaadsprekende tante. - Mevr. E. de Boer-Van Rijk was die oude tante. Zij komt bij den overste logeeren, brengt allerlei onnoodige koffers en een kanarievogeltje meê, en verlaat, als zij genoeg kwaad gestookt heeft, boos en bitsig, met haar kanarievogeltje, het huis. Mevr. De Boer zag er uit als een oud prentje, en speelde haar rol allervermakelijkst.

Als de oude tante weggaat, komt er rust in huis, krijgt iedere luitenant eene vrijster en wordt de overste bevorderd tot generaal.

De cadet werd leuk en parmantig gespeeld door Mevr. Marie Faassen. Zij ziet er in de puntjes uit, is een stram militairtje en doet grappig groot-militairachtig. De Heer Holkers, de oud-militair, gaf een majoor te aanschouwen, zooals zij zijn. Met voldoening kon hij nog eens commandeeren en liet naar alle regelen der kunst de militaire r hooren.

Zeer gelukkig was in zijne creatie van onbeholpen en verstrooid luitenant de Heer C. D. v. d. Lugt Meisert, ook in zijn grime

De dames Nelly de Heer, R. Ternooy Apèl-Haspels en Sophietje de Boer verdienen genoemd en geroemd.

De aanwezigen hebben zich best geamuseerd en dat herhaaldelijk doen blijken door hartelijk gelach, en toejuiching aan het einde der bedrijven.


„Provinciale Overijsselsche en Zwolsche courant” vom 27.11.1903:

Met uitbunding succes en voor een eivolle zaal hoeft de Nederlandsche Tooneelvereeniging Dinsdag avond opgevoerd het uit het Duitsch omgewerkte blijspel „Verliefde Luitenants”, welk stuk een blik doet werpen in het militaire leven van den officier. Als steels geeft dir gezelschap ons geheel de werkelijkheid. „Verliefde Luitenants” scheint ons een succes-stuk van het winterreperoire, vooral omdat het een meesterlijke vertolking findt.


„Algemeen Handelsblad” vom 28.11.1903:

Nederlandsche Tooneelvereeniging.
Verliefde Luitenants

"„Verliefde Luitenants”" is uitdrukkelijk vermeld op het programma en de affiches als „Militair Blijspel”, waarmede waarschijnlijk bedoeld is het genre van „Inkwartiering” of ”Ultimo”. Op den voorgrond zij echter gesteld dat dit werk van Curt Krautz en Freiherr Von Schlicht niet zoo grappig is, zóó dolle toestanden geeft als den stukken van hun voorganger en lanogenoot, Von Moser.

„Verliefde Luitenants” is een dood-onschuldig. goedig blijspel. Zoo iets om te gaan bezien en belachen in een prettige afterdinner steming, wanneer je speciaal naar een schouwburg gaat om eens komedie te zien spelen, om al het gehoorde rustig langs je heen te laten gaan, nu en dan even plezier te hebben om een grappige situatie, een leuken uitval.

„Militair blijspel”, wat zeggen wil dat er steeds uniformen over het tooneel zich bewegen, dat de jongeren, luitenants, reserve en gewone, en cadets verliefd zijn. Liefde die de draad is waarmee eenige typen, sommige &abrave; la „Fliegende Blätter” aan elkaar zijn geregen, een verschrikkelijk onhandige reserve-officier, een Assyrioloog, een cadet-piccolo, droomend van paarden, liefde en roomsoezen, een kwaadsprekende oude jonge-juffrouw.

Een hekeling van het Duitsche militarisme is er niet te vinden. Hier en daar iets wat in de verte herinnert aan het Bilse-proces wat het stuk - dat natuurlijk geschreven is lang voor er sprake was van het Forbachsche garnizoen - in Duitschland wel zoon groot succes zal bezorgen.

Een prettig opgewekt stuk dat goed gespeeld wordt door allen.

Bijzondere vermelding verdienen boven allen mevrouw D e B o e r - V a n R ij k als de kwaadsprekende tante, die een prachtig typetje gaf, de heer H o 1 k e r s als gepensionneerd majoor en mevr. M a r i e F a a s s e n, als de kleine cadet, al deed sommige oogenblikken de travesti wat onaangenaam aan.   v. L.


„Haagsche courant” vom 28.12.1903:

KUNST EN LETTEREN.
Ned. Tooneelvereeniging.

„Verliefde Luitenants”
De „Nederlandsche Tooneelvereeniging”, het gezelschap dat, van alle. misschien wel het meest leeft voor de serieuze kunst, moet bij tijd en wijle óók zijn krachten wel geven aan een stuk voor de massa, want kunst en voordeel zijn in ons landje nog te heterogene begrippen, dan dat een gezelschap van de kunst ook maar eenigermate zou kunnen bestaan.

En zoo heeft de heer van Kuyk thans in zijn repertoire opgenomen het nieuwste militaire blijspel, „Verliefde luitenants”, van Curt Kraatz en baron von Schlicht, dat een familie stuk is, zoo'n stuk, dat iedereen kan gaan zien, waarnaar men zijn kinderen meeneemt, waarbij je geen hoofdpijn krijgt van de spanning en van 't laehen geen steek in je zij. Ja, met al te veel ijver is door de auteurs naar het goede in deze gestreefd, àl te zorgvuldiglijk vermeden zij wat zweefde naar geest, naar vernult, zelfs naar „Witz”. Had mevrouw de Boer-van Rijk niet zoo'n vermakelijke charge gegeven van een oude nicht Caecilie, en had mevrouw van der Horst, die wegens treurige familie omstandigheden moest invallen voor mevr. M. Faassen, niet zoo kranig de rol van Kurt, het kadetje gespeeld, dan zou men al zeer goed lachs geweest moeten zijn, om 't ook maar tot een glimlach te brengen.

Het blijspel wordt een succes-stuk van meer dan honderd Duitsche theaters genoemd. Dat succes daarginder zal wel uit de omstandigheid moeten worden verklaard, dat men er buitenmate in al wat militair is belangstelt. Maar voor ons. die niet staan onder de suggestie van de uniform, is het toch inderdaad te tam. Het stuk bevat te weinig om er den inhoud van over te vertellen.

En tóch wist de „Tooneelvereeniging” door een zeer zorgvuldige opvoering, zooals men dat van dit gezelschap gewoon is, er nog een niet-onaangename tijdpasseering van te maken. De opvoering had dan ook wel succes.


Rotterdam 1.1., 3.1., 5.1., 8.1. 1904, Den Haag 13.1.1904

„Algemeen Handelsblad” vom 2.1.1904:

KUNST EN WETENSCHAPPEN.
Het Rotterdamsch Tooneelgezelschap.
Liefdemanoeuvres,
blijspel in 3 bedr. door Kraatz en Von Schlicht.

Rotterdam, 1 Jan. Gaat men na, dat de voorstellingen van den heer Van Eijsden over het algemeen, wat het gehalte der stukken betreft een bijzonder gemoedelijk onder-ons-cachet dragen, en dat er van wezenlijk genot voor meer eischenden toch maar hoogst zelden sprake is, dan vraagt men zich op den eersten avond van een nieuw jaar verwonderd af, hoe het mogelijk is het karakter van appelbol-on-punch-gemoedelijkheid van doorgaan nog tot hoogere volmaaktheid te brengen. Op Nieuwjaarsavond toch willen de menschen hier iets van buitengemeene menschlievendheid, liefst wel zóó, dat 't op het randje is van imbécilileit, en zooals gezegd, meestal is het er helaas zoo mee gesteld op gewone avonden, dat men berustend verzucht: onnozeler kan het niet; de oude poppenkast-revolutiën schijnen - er bij vergeleken - met Attisch zout overstreoid

Maar 't kon toch nog onnoozeler, gelijk heden gebleken is. „Liefde-manoeuvres”, door de schrijvers van „In Uniform”, is een tooneelding van zeldzaam weeë zoetigheid, waarvan de weerga zelfs door ons nog maar zelden genoten werd.

En onze acteurs hebben het met een kranig aplomb gespeeld, alsof zij zelf er van doordrongen zijn, dat het leven niets anders is dan een genoeglijk onderonsje van soldaten, van minzieke juffertjes en van malle typen.

Er valt niets na te vertellen, aangezien er niets meldenswaards is in dat heen en weer geloop van personen, die met hun allen geen grein hersens en geen zier leven hebben.

Er wordt wat in gevreeën, en ten slotte krijgen we ettelijke verlovingen, die aan het genoeglijk geharrewar een eind maken. Hoezee! Het leven is een reusachtige warme appelbol!

Toch heeft in al die slapheid die drommelsohe juffrouw Mauhs weer een aangename verrassing bezorgd. De lieve ingénue was nu een jongen: de cadet Curt. 't Was een explosie van leven, forschheid, guitigheid, phantasie en vooral om haar is dit stuk oen bezoek wel waard.

De overigen speelden met die prettige losheid, waarvan dit gezelschap in zulk genre van werk het monopolie bezit. Er mankeerde niets aan. Dat de menschen zich kolossaal amuseerden behoeft nauwlijks verzekerd.

Daarna ging het traditioneels "Kloris en Boosje", w.arm de Nieuwjaarswensch van Rosier Faassen voorgedragen werd door mevr. Kley en den heer Poolman. A. v. V.


---

„Rotterdamsch nieuwsblad” vom 4.1.1904:

Nieuwjaar in de Schouwburgen.
GROOTE SCHOUWBURG.
Liefde-Manoeuvres. - Kloris en Roosje.

Een prettig volle schouwburg, een aardig nieuw stuk, met Kloris en Roosje daarna, opgewekte flinke muziek - ziedaar factoren voor een feestelijke stemming op den Nieuwjaarsavond, stemming, die niet verstoord wordt al wijst de klok ook middernacht als de schouwburg uitgaat.

Die Liefde-Manoeuvres zijn „aus einer kleinen Garnison”, in blijspel-vorm door Curt Kraatz en vrijheer Von Sohlïcht, in de vertaling van Berthus voorgezet, - o,nee heelemaal niet à l'instar van Bilse. Veel, veel leuker, en zonder gekkigheden, niets geen dingen, die shocking zijn, - hoe kwam men er toe dat te veronderstellen? 't Is het geval van een overste, over wiens regiment de generaal een inspectie komt afnemen op zijn verjaardag, - inspectie, die falikant misloopt door de ezelachtigheid van een reserve-luitenant, candidaat naar de hand van de dochter des oversten, maar welke inspectie, tegen aller verwachting in den generaal met bewondering vervult voor de krijgsmanstalenten van den overste, die er zich schitterend doorheen slaat, zoodat alles terechtkomt.

Dit geval is saamgeweven met de liefde-manoeuvres van bedoelden reserve-luitenant om de hand der dochter te krijgen en de liefde-manoeuvres van een luitenant om de hand eener freule, die bij den overste logeert. Een kwaadsprekende tante is bijna oorzaak, dat deze laatste manoeuvres misloopen, maar de liefde is sterker dan alle lasterpraatjes en de jonge broer van den luitenant, een aardig cadet, is liefde's bondgenoot. Die elkaar hebben moeten krijgen elkaar en de overste, die zich al een hoogen hoed meende te moeten aanschaffen, wordt zelfs generaal. Het is ten slotte alles Ie mieux dans le meilleur des mondës possibles. Maar eer dat het zoover komt zijn heel wat verwikkelingen te ontwarren.

Het stuk liep magnifiek, met uitzondering van het eerste bedrijf, dat wat langgerekt is. Alex Faassen speelde met vereischte gestrengheid den overste en mevr. Kley was geknipt als zijn echtgenoote, de commandante, maar ook de liefhebbende gade. We kunnen eigenlijk doorgaan van 't rijtje af met het uitdeelen van bonne's marques, aan mevr. De Jong-Wertwijn, als hun lieftallige dochter Elli, leuk verliefd op den onbeholpen reserve-luit. Von Osten (Victor Faassen), die beter thuis is in de geheimenissen der opgravingen van het oude Babyion, en zich behoorlijk stumperig gedraagt, de kwasten van de stoelen aftrekkend, de ananas schillend en de parade in de war sturend, aan Henri Poolman, den gepensionneerden majoor, den goeden genius, die, op zijn ijzervretersmanier, maar goedhartig, en met vele kwinkslagen, voor aller welzijn zorgt, en de zaal doet schudden van 't lachen als hij komiek-verbaasd uitroept: „ben jij een mormoon?” aan Alida Tartaud-Klein, de freule, die niet alleen als Sémiramis wonderschoon was, en wier conduite-staat waarlijk niet overdreven werd opgesteld door den luitenant, haar partner, Morriën, die een kranig Duitsch officier gaf.

Dan is er nog mevr. Coelingh-Vorderman als echt snibbige oude kwaadsprekende tante, volkomen in haar emplooi en juftrouw Mauhs, Mauhsjè noemen de menschen haar omdat zij ze zoo graag al mogen lijden, die de cadet was, de jonge windbuil, de oiseau de fortune om zijn vermeend succes bij de dames, de koekjeseter, die . . . 10 pfennig geeft omdat de manschappen hem luitenant noemen en die bij open doek wordt toegejuicht, als hij op zijn naïeve manier der freule verwijt, dat zij zijn broer slechter dacht dan hij is. Wat kwam er dat kinderlijk uit: „nu is mijn liefde dood en die van mijn grooten broer ook.” Het was onweerstaanbaar komisch. Nico de Jong had een goeden generaal gemaakt. In 't kort was alles welverzorgd, en de mise-en-scène van Louis Moor was keurig. De feestzaal deed 't, met de electrische verlichting, uitmuntend.


„Haagsche courant” vom 11.1.1904:

Op 13 Januari zal het „Rotterdamsch Tooneelgezelschap” van van Eysden hier in den Schouwburg „Liefdemanoevres” geven, het stuk, onder den titel van „Verliefde luitenants” door de Ned. Tooneelvereeniging gespeeld.


„Haagsche courant” vom 15.1.1904:

„Verliefde luitenants”, door Curt Kraatz en von Schlicht, is hier de vorige maand door de Ned. Tooneelvereeniging van Amsterdam vertoond. Gister-avond is 't gezelschap-van Eysden nog eens met het stuk hier gekomen. „Liefdesmanoeuvres” heette 't bij de Rotterdammers, en heel aardig is ook door dit gezelschap het vroolijke stukje gespeeld. Niet 't minst had succes mej. Mauhs, die er vermakelijk als cadet Curt von Winterstein uitzag, en weer zeer verdienstelijk speelde. Maar liever zien wij haar toch niet in travesti. De Schouwburg-zaal was slecht bezet.


Haarlem — 5.8., 10.11.1904, Hoorn — 15.8.1904, Utrecht — 4.10.1904, Amersfoort — 15.12.1904

„Haarlem's Dagblad” vom 8.8.1904:

In de Kroon

had de Nederlandsche Tooneelvereeniging weder eene goed bezette zaal getrokken. Het tooneelgezelschap verdient zulk een drukke opkomst ten volle. Want het spel van de leden dezer vereeniging is uitmuntend, en de keuze der stukken eene hoogst gelukkige.

Vrijdagavond werd voor het voetlicht gebracht het militaire blijspel „De Generaal komt” van Curt Kraatz en Freiherr von Schlicht, vertaald dooe J. C. v .d. Horst Jr.

Dit stuk geeft een aardig kijkje op militaire toestanden, en had veel succès, hoewel het o. i. als Blispel niet zoo hoog staat als de vorige opgevoerde stukken.

Doch hoe men ook over den inhoud moge denken, over de vertolking zullen alle bezoekers het eens zijn, dat deze uitstekend was.

In het bijzonder dient vermeld te worden de heer D. Holkers, die de rol van den gepensionneerden. luimigen majoor Wilhelm von Velsen op uitnemende wijze vervulde.

De heer Manta van Nieuwland als overste Von Velsen was mede zeer goed, terwijl de heer v. d. Lugt Melser in de rol van den verlegen reserveluitenant Dr. Van Osten, die van alles verstand had, behalve van dienstzaken en liefdesavonturen, veel succès had. De heer A. Post (Faassen Jr.) was een kranig 1ste Luitenant Von Winterstein.

Van de dames moet in de eerste plaats genoemd worden mevr. Marie Post (Faassen).

Zeer juist en aardig beeldde zij uit den pedanten, fatterigen cadet Von Winterstein.

Eene tweede grappige verschijning in dit stuk was tante Caecilie, in welke rol mevr. De Boer-Van Rijk weder gelegenheid had haar steeds aardig spel te toonen.

Na ieder bedrijf weerklonk een luid applaus.


„Hoornsche courant” vom 17.8.1904:

Voor een matig bezette zaal werd gisteravond in het Park opgevoerd door de „Nederlandsche Tooneelvereeniging” het reeds aangekondigde blijspel van Kraatz en von Schlicht: De generaal komt!

Het is een echte Duitsche Posse, maar de schrijvers bezitten niet de tooneelkennis van een von Moser, die met zijn dolle invallen, zijn koddige situaties, zijn grappige misverstanden de handeling in het stuk zóó weet te verwikkelen, dat er de dwaaste toestanden nit geboren worden, die het publiek in één aanhoudenden schaterlach doen uitbarsten en het doen vergeten, dat de schrijver eigenlijk gezegd toch een loopje met hen neemt

De personen, die in dit stuk voorkomen zijn van het bekende tvpe, waarmee Duitsche kluchtspelschrijvers veel succes hebben behaald.

Een hoofdofficier, die onder de plak van zijn vrouw zit, welke in zijn plaats eigenlijk het regiment kommandeert. Zijn dochter, een bakvischje, dat zich, waarom weet men niet, verlieft op een doctor in de Assyriologie, die natuurlijk als een onbeholpen sukkel wordt voorgesteld, wiens onredzaamheid den overste haast zijn bevordering kost. Een broer van den overste, een gepensionneerd majoor, die als raisonneur in het stuk optreedt, tot wien allen zich wenden, die zich in verlegenheid bevinden en die overal een uitweg op weet. Een oude tante, die door haar neus spreekt eu een kwaadstookster is; een verliefd paar, dat door de booze tong dier tante een poos van elkaar verwijderd wordt en ten slotte een cadet, die met zijn jongensachtige ijdelheid en grootdoenerij de lachspieren nog al eens in beweging brengt. Deze rol werd door mevr. Marie Post alleraardigst gespeeld, zij had er een type van gemaakt zonder te veel te chargeeren. Ook de heer D. Holkers, als gepensioneerd majoor had gelukkige oogenblikken, ofschoon hij ons niet al te rolvast toescheen. Mevr. B. Ternooy Apèl-Haspels was als Leontine een prachtige verschijning, vooral toen zij als semiramis optrad, maar zoowel zij als haar minnaar, de heer A. Post, de lste luitenant Ernst von Winteratein, speelden niet met dat entrain, dat wij van deze begaafde kunstenaars gewoon zijn.

Mevr. de Boer-van Bijk kan niet slecht spelen en zij maakte dan ook van haar tantes-rol wat er van te maken was, doch wij zien haar liever in een besjesrol, als verleden keer, waarin zij uniek is.

Mevr. de Heer voldeed zeer goed als de bazige kolonelsvronw, wier wil in huis en in het regiment wet is, zij had haar man geheel onder den duim, die, mocht hij ook, naar ons later werd meegedeeld, een goed troepenaanvoerder zijn, in zijn woning voor een oortje thuis lag.

Op het program stond, dat de rol van den overste von Velsen door den heer H. van Kuyk zou worden gespeeld. Wij, die genoemden acteur zoo vaak hoogst verdienstelijk en met gloed en kleur hebben zien optreden, kunnen ons haast niet voorstellen, dat hij het was, die gisteravond voor het voetlicht verscheen. Er was iets mats en kleurloos in de uitbeelding, dat even als op ons op meerderen den indruk maakte, dat de heer v. K. ter elfder ure verhinderd was en een ander zijn plaats had ingenomen.

Alles en alles te zamen genomen, was anze indruk, dat wij dit kranige gezelschap, dat uitmunt zoowel in individueel- als in samenspel, meermalen met meer opgewektheid en talent hebben zien optreden, dan gisteravond over het algemeen het geval was.


„Haarlems Dagblad” vom 12.11.1904:

Het Tooneel
„De Generaal komt”, door de „Nederl. Tooneelvereeniging”.

Het militairisme heeft in den laatsten tijd al heel wat stof geleverd voor roman- en tooneellitteratuur. En stof van allerlei genre zelfs.

Daar heb je in de eerste plaats Bilse's roman „Aus einer kleinen Garnison”, die op 't kantje der schandaallitteratuur staat; en daar heb je Veierlein's „Taptoe”, waarin de akeligheden van den dienst gedramatiseerd worden; en daar heb je „Oorlogsmannen”, waarmee het gezelschap van den Heer Van Eijsden zooveel succes beleeft.

En dit militair drietal is nu vermeerderd met „De Generaal komt” van twee Duitsche onbekende grootheden, waarvan er een zelfs een echte „Freiherr” is.

Deze twee tooneelfabrikanten hebben het militaire leven meer van den vroolijken kant bekeken en hier en daar al lachende den spot gedreven met toestanden in het leger, die zich beter tot een gullen lach dan tot een scherpe kritiek leenen.

In een klein garnisoen, welks Overste (de heer Nauta van Nieuwland) zich in dienstijver uitslooft om promotie te maken, zal de generaal (de heer Van der Does) komen, om inspectie te houden. Door de schuld van een reserve-luitenant (de heer v. d. Lugt Melsert), die verkeerde commandos geeft — in Duitschland moeten in en blijspel altijd de reserve-luitenants een veer laten, ebenals bij ons de schutterij — worden er fouten begaan, door welke de Overste zijn promotie voor goed bedorven gelooft; hij meent, dat een spoedige pensioneering hem nu wacht.

Maar het is een blijspel, en het stuk mag dus niet droevig eindigen. 't Spreekt dus, dat alles op 't einde op zijn pootjes terecht komt, en dat de Overste een benoeming tot brigade-generaal wordt toegezegd.

Dit is het hoofdthema van het stuk, waaromheen een net van vrijages, vergissingen en dolle scènes is heengeweven.

We begrijpen, dat het moedige en sympathieke troepje van den heer Van der Horst, dat hier al zoovel knappe dingen heeft laten zien, niet uit preferentie dit moppenstukje heeft gekozen om de maat van zijn kunnen te geven. Maar waar het bij het Haarlemsch publiek met goed werk geen zij heeft gesponnen, heeft men 't maar eens met wat lichter kost geprobeerd. Maar aan wien de schuld? En wie kan den heer Van der Horst ongelijk geven?

De „Tooneelvereeniging” heeft gisteren dan ook succes gehad met haar blijspel: — tenminste wat het spel betreft, want de opkomst van het publiek had wel weer wat beter kunnen wezen.

Men heeft af en toe zitten brullen en schudden van 't lachen, waartoe de heer v. d. Lugt Melsert als de onhandige reserve-luitenant (een soort van niais-rolletje), die allerlei malle domheden doet, en Mvr. den Boer van Rijk, als de kwaadsprekende tante, die door haar neus spreekt, veel hebben bijgedragen. De heer Holkers vertolkte op verdienstelijke wijze de rol van een gepensioneerden majoor, die verzoent en gemoedelijk weer te zamen brengt, wat door misverstand en kleine ongenoegens aan 't kibbelen is geraakt, terwijl mevr. Ternooy Apèl met het noodige entrain voor een knap dametje speelde, dat op een knappen luitenant (de heer A. Faassen Jr.) gecharmeerd is.

Mevr. Marie Fassen trad in een militair pakje als travesti op, en was somtijds kostelijk in haar rolletje van den taartjes-etenden, verliefden, vreemde woorden gebruikenden en pedanten cadet. Maar nog liever zagen we haar in het „lever de rideau” van Courteline getiteld „Vrede Thuis” dat aan „De Generaal komt” vooraf ging — een dinsigheidje van niets, maar dat leeft op een aardige dialoog — waarin zij voor een lastig, tegensprekend, maar toch niet kwaad huisvrouwtje speelde. Mevr. Marie Fassen is een actrice, die vooruit gaat.
Frans Netscher.


„Amersfoortsch Dagblad” vom 12.12.1904:

Volgens de advertentie in dit nummer zal aanstaanden Donderdag in Amicitia de eerste abonnementsvoorstelling in dit seizoen plaats hebben.

Alsdan treedt op der Nederl. Tooneelvereeniging van Amsterdam, methet vroolijke militaire blijspel „De Generaal komt”.

Naar wij verneemen bestaat er nog gelegenheid om zich als abonné op te geven bij den kastelein. Men verzoekt ons er nog eens de aandacht op te vestigen, dat men niet vvor een zeker aantal voorstellingen, maar wèl voor een aantal kaarten heeft geteekend. Wie dus meent met dezelfde kaart bij al de uitvoeringen toegang te hebben, die vergist zich.


„Amersfoortsch Dagblad” vom 16.12.1904:

Voor een vrij goed bezette zaal ging gisteren in Amicitia het uit het Duitsch vertaalde militaire blijspel „De Generaal komt”, van C. Kraatz en Freih. von Schlicht, een van die vroolijke, aardige stukken, zonder eenige pretentie of zedelijke strekking, die nog al eens van over de oostelijke grenzen bij ons worden ingevoerd. Bij de veele grappige tooneeltjes, wele af en toe den lachlust van het publiek in hooge mate opwekten, dacht men onwillekeurig aan Von Moser, die er ook slag van heeft door allerlei koddige scènetjes het publiek voortdurend in een opgeruimde stemming te houden.

Het spel van de leden der Nederl. Tooneelvereeniging was — we zijm het trouwens van dit gezelschap gewoond — zeer goed. Wij zouden haast niet weten wie of wien in het bijzonder te noemen.

Mevr. Ternooy Apèl was uitstekend als Leontine. Zij zag er in haar keurige toiletten en met haar blonde pruik werkelijk wel uit om indruk te maken op luitenant Von Winterstein en op zijn jongeren broer den cadet, die zooveel van roomsoezen en gebakjes hield. Mevr. Marie Post speelde deze rol heel verdienstelijk. Jammer dat haar figuur er zich niet bepaald meer toe leent om een jongen van 16 à 17 jaar voor te stellen.

De heer Holkers had als de gep. majoor Von Velsen een dankbare rol, maar hij heeft deze dan ook zòò gespeeld, dat het publiek er hem met recht door herhaald applaus flink voor beloonde. Hij zei zoo langs den neus weg nog al eens &bdquoi;rake” dingen, welke doen veronderstellen, dat de schrijvers van het stuk er meer van geweten hebben.

De heer v. d. Lugt Melsert was als dr. v. Osten, die allerlei interessante opgravingen in het oosten deed, een type van een geleerde, die als reserve-luitenant volstrekt niet op zijn plaats is. Zijn samenspel met mej. De Boer wa zeer leuk.

We mogen zeker niet vergeten mevr. De Boer-Van Rijk nog even te noemen als de spichtige, oude tante Caecilie. In welke rol wij mevrouw de B. hier ook hebben zien optreden, steeds was zij onverbeterlijk. Men denke mar eens terug aan Kniertje in „Op Hoop van Zegen”, de moeder in „Verleden” enz. enz. Gisteren was zij weer een type.

. . . . . De costuumes waren frisch en netjes en de tooneeltjes goed geaarangeerd.

Al zal er van het vertoonde niet veel blijven hangen, zeker is het toch, dunkt ons, dat het publiek best heeft geamuseerd.


„Amersfoortsche courant” vom 17.12.1904:

. . . .

Ditmaal was de scherts aan 't woord en vooral de militaire bezoekers hebben volop genoten van en danig gelachen om de soms heel rake zetten in „De Generaal komt!” van den nu gepensionnerden duitschen ritmeester wiens nom de plume Von Schlicht is en die typische torstanden, dor hem meegeleeid, onmeedoogenloos hekelt en bovenal de kunst verstaat, lachend de waarheid te zeggen.

Natuurlijk moe het spel goed zijn en waar de „Nederlansche Tooneelvereeniging” het zeldzame voorrecht bezit artisten te hebben die èn Heijermans èn een blispel als dit op meesterlijke wijze weten te vertolken aan dezen tweeden eisch voor een uitstekend geslaagden avond.

Mevrouw Ternooy Apel, op eenmal blondine geworden, was als „Leontine” niet minder op dreef dan als „Clementine” in „De hoop van zegen”. Mevrouw De Boer, de beroemde „Kniertje”, was een kostelijke tante „Kekilie”; haar dochtertje, een wel wat heel jeugdige „Elly”, maakte van haar aardige rol wat zij er van maken kon. Holkers, de reeder, was een puike majoor Von Velsen, een zeer mooie figuur; en Alex Faassen, een echt duitsche luitenant Von Winterstein. Van der Lugt overtrof zichzelven als reservist; een mooie rol door de haast ondenkbare combinatie Assyriolog-reserve luitenant van de alleronhandigste soort.

Hissink was een heel goede Hausbursche, doch wat te oud gekapt; misschien ook kwam dit doordien hij reels hospitaal-soldaat was. En Van der Does was een werkelijk goede generaal.

Manta van Nieuwland was weer te druk, hakkelde weer te veel, was niet in zijn emplooi van regiments-commandant.

Marie Faassen deed al haar best om den cadet goed te spelen en had een reusachtig succès door haar typisch-brutaal antwoord aan den generaal, toen deze vroeg of hij 't óok tot generaal zou brengen: „Ja, ziet u, dat hangt niet altijd af van persoonlijke bekwamheid.” Wat ware er van die eenig-geestige rol te maken geweest als een jonge man haar had gespeeld; ze is zoo heel goed geschreven, zoo'n alleraardigste mengeling van cadetten-bravoure en aanstellerigheid en opgaan in illusiën van den beginner op de hierarchieke ladder.

Subliem was in het tweede bedrijf het tooneeltje tusschen Leontine en Luitenant Von Winterstein; heel mooi in het derde majoor Von Velsen's spel als hij zijn broer gepasseerd waant.

Wat Marie Faassen kan, toonde zij ten volle als „Valentine” in het heel mooie nastukje, een heel fijne fransche lever de rideau, waarin zij met haar broer wedijverde in onverbeterlijk spel en mooie zeggen.

. . . . .

Waarlijk, het Bestuur van „Amicitia” heeft alle eer van de keuze der stukken voor deze eerste voorstelling. Slaagt het de volgende malen even gelukkig, dan kan het rekenen op een „uitverkocht huis”.

Nu waren er nog, jammer genoeg, nog lelijke hyaten; doch die er niet waren, hebben heel veel gemist.


Veendam — 3.1.1906, Groningen — 4.1.1906, Amsterdam — 6.1., 7.1., 9.1., 11.1., 12.1.1906

„Algemeen Handelsblad” vom 4.1.1906:

Zaterdag 6 Jan. a. s., zal door de Ned. Tooneelvereeniging voor de eerste maal worden opgevoerd: "Het Weerzien", e»n dramatisch teoneel door Top Naeff, regie van A. van der Horst. Als nastuk bij deze première gaat ~De Generaal komt", militair blijspel in 3 bedrijven van C. Kraatz en Freiherr Von Schlicht, welk stuk twee jaar geleden verscheidene malen in den Hollandschon Sschouwburg opgevoerd is.


„Nieuwsblad van het Noorden” vom 5.1.1906:

VEENDAM, 4 Jan. De Nederl. Tooneelvereeniging wn Amsterdam gaf gisteren de 2e abonnementstooneelvoorslelling in Veenlust voor een geheel bezette zaal. Opgevoerd werden: Koll- Nidrei, tooneelspel Van H. Kesnig, en De generaal komt, blijspel in 3 bedr.


Groningen „Nieuwsblad van het Noorden” vom 6.1.1906;

Tooneel

De NederlandscheTooneelvereeniging, die gisteren een drama en een blijspel opvoerde en zoo dus elk wat wils schijnt te hebben willen geven kan niet prat gaan op een groot succes. Alleen de stelles waren behoorlijk bezet, de andere rangen waren lang niet vol.

Het drama, Kol Nidrei, dat voorafging, zat als stuk goed in elkaar, 't was een scène van een zoon, een soldaat, die gedeserteerd is, maar het voor zijn vrome joodsche moeder verbergt, en die ter wille van zijn vader, een rabbi, weer naar zijn garnizoen terugkeert. 't Kwam bier minder aan op den inhoud van 't stuk, dat evengoed niet-joodsch, niet-Russisch had kunnen zijn, maar op de wijze, hoe 't gespeeld werd. Mewonw De Boer-van Rijt, die als blinde moeder fungeert, is 't middenpunt van 't stuk en concentreert ook werkelijk aller gedachten op zich als moeder Sippora, juffrouw De Boer deed heel goed in de jonge meisjesrol van Esther en de heeren, die in 't stuk optraden, v. Warmelo, v. d. Lugt Melsert en Barendse, deden in grime, voorkomen 'en optreden een goed ensemble ontstaan.

Het blfjspel in 5 bedrijven, dat toen volgde, De Generaal Komt, was net wat voor groote meisjes, die er zich ook nog al wat onder 't publiek bevonden. Men oordeele: een overste met een hoog-aristocratische echtgenoote, met een lief dochtertje Elli, met een mooie nicht Leontine, met een broer, die als majoor werd gepensionneerd „om een fout van een mindere” en met een oude nicht, tante Caecilie, die zoo leelijk is als de nacht, maar vermoedelijk als erftante geduld wordt.

Voeg bij deze dramatis personae nog een knappen luitenant, een jong cadet, die graag militair doet, maar nog jong genoeg is om taartjes lekker te vinden, en een doctor in de geschiedenis, die droog en saai, geleerd en verstrooid is en, als reserve-luitenant optredende, allerlei onhandigheden begaat, dan ziet men meer dan genoeg bouwstof bijeen om er een lekker echt Duitsch blijspelletje van te maken, vooral als men dan nog de beschikking beeft over een generaal die op 't laatste oogenblik als tooneelgod de situatie redt en alles, wat bedorven was, netjes door een machtwoord weer gaat in elkaar zetten.

't Komt alles terecht. 't Feest van papa den overste, dat eerst scheen te zullen mislukken door de onverwachte inspectie van den generaal, de stemming van papa den overste, die al bedorven was door de onhandigheden van dr. von Osten, luitenant der reserve, - het eindigt alles juist zooals 't behoort. En op den koop toe komen er nog, na wat gescharrel en wat kleine Intriguetjes, een paar verlovingen tot stand, waardoor ten slotte ieder bevredigd wordt.

De dames droegen haar toiletten goed, de heeren hunne uniformen eveneens; er heerschte in 't geheele spel een aardige vroolijkheid, die meermalen aantrekkelijk werkte en na elk bedrijf een hartelijk applaus uitlokte.

Van de spelers noemen we de heeren Holkers en A. Post, die resp. als gepensionneerd majoor en 1e luitenant heelgoed deden, verder nog den heer v. d. Lugt Melsert, die alsde altijd verlegen dokter de menschen onbedaarlijk deed lachen. Van de dames behoeven we geen een over te slaan. Mevr. Marie Post stond het cadettenpakje goed, mevr. de Boer-van Rijk was als tante Caecilie onbeschrijfelijk leelijk, zooals ze moest zijn, mej. M. Haspels imponeerde als commandeuse, mevr. Ternooy Apèl-Haspels was charmant maar tevens hoogernstig, ze deed ons nog al eens aan Rika Hopper denken en mej. S. de Bos speelde een goed bakvischje, zoodat tot aller genoegen en tevredenheid 't geheel netjes werd uitgespeeld.


Hilversum 15.1.1921

„De Gooi- en Eemlander vom 19.1.1921;

De Hilversumsche Rederijkerskamer.

De H. R. K. bracht Zaterdagavond, in het Concertgebouw, voor het voetlicht „Liefdesmanoeuvres”, een Duitsch militair blijspel in drie bedrijven van Curt Kraatz en Freiherr von Schlicht. In de keuze van het stuk had men o. i. gelukkiger kunnen zijn, daar het de krachten der H. R. K. wel wat te boven ging. De heeren-leden zouden misschien goede Hollandsche schutters kunnen uitbeelden, het schneidige der echte Duitsche militairen weten zij niet in hun spel te doen uitkomen, althans Zaterdagavond deden zij dit niet voldoende. Een gunstige uitzondering maakte Koert von Winterstein, de 16-jarige kadet, een travestie-rol, waaruit misschien mag worden opgemaakt, dat het stuk niet naar behooren kon worden bezet. Bovendien bevat het blijspel vele technische moeilijkheiden, welke, ondanks de beste regie, voor een dilettantenvereeniging groote bezwaren met zich brengen. Als b. v. aan 't slot van het eerste bedrijf de stafmusiek aan den jarigen overst Von Velsen een serenade brengt, verwacht men toch iets anders dan het afdraaien van een marsch op en gramaphoon, welke achter de coulissen is opgesteld. Zoo zouden wij meerdere technische fouten kunnen opsommen, doch wij volstaan met te constateeren, dat de H. R. K. zich dezen keer heeft overschat. Daaraan is het ook te wijten, dat zij met deze uitvoering niet zulk een succes heeft behaald als het vorige jaar met de opvoering van „De reis naar Turkije”.

Behalve het voortreffelijk spel van den kadet viel van de heeren de creatie van den gep. Majoor, Oom van Velsen, te loven, terwijl ook Dr. Erik von Osten goede oogenblikken had.

Van de dames muntten vooral Ellie, de dochter van den Overste, en Leontine, de logé van de Von Velsens, uit. Tante Cecilia moge bedenken, dat een paar ouderwetsche pijpkrullen kwalijk passen bij een moderne rok en schoentjes met hooge hakken.

De aankleeding der tooneelen en inzonderheid, dat van het tweede bedrijf was af. Hier was iemand aan de arbeid geweest, die kunst en goeden smaak in zich vereenigt. Ook de costumeering en grimeering waren schitterend, zoodat ondanks eenige tekortkomingen, een goed geheel werd verkregen en het talrijke publiek van het gebodene kon genieten.

Een hartelijk applaus, na elk bedrijf, loonde de acteurs en actrices voor hun moeiten.

Na het derde bedrijf werd den regisseur, den heer J. B. F. Solkes, door den heer B. H. Bakker dank gebracht voor zijn gewaardeerden steun en hem een fraai gouden potlood aangeboden. De dames ontvingen een welverdiende bloemenhulde, terwijl een der heeren, die bereidwillig een rol op zich had genomen, eveneens met een geschenk werd vereerd.

Bij den aanvang had men de fijne attentie om de moeder van den regisseur, mevr. Solkes, met bloemen welkom te heeten.

Wij willen dit verslag niet eindigen, alvorens hulde te hebben gebracht aan het kranige H. B. S.-strijkje, dat gedurende de pauze's zeer verdienstelijke nummers speelde.

De festavond werd besloten met een gezellig bal, dat tot vroeg in den morgen duurde.


Oben.jpg - 455 Bytes
zurück

© Karlheinz Everts